De vijfde bijeenkomst hebben we in de speelzaal. We beginnen met een terugblik op de vorige week. De 4-G’s worden herhaald en de helpende/niet-helpende gedachten. Ook het huiswerk wordt besproken.
Ieder kind zoekt een helpende gedachte uit die hij/zij handig vindt en wil gaan gebruiken. Dit geheugensteuntje gaat voor in de map. We delen met elkaar welke helpende gedachte we gekozen hebben.
De kinderen die nog niet geweest zijn, gaan oefenen met ’het oranje vestje’. De toeschouwers geven tips en tops.
Hierna volgt een concentratie-oefening met afleiding. Wie lukt het om stil te blijven?
Dan is er even tijd voor een spelletje. Iedereen die..... (op voetbal zit) wisselt van plek. Spelenderwijs komen we er achter wat sommige kinderen gemeen hebben.
Het laatste onderdeel is: zeggen waar je last van hebt. Iemand doet iets niet expres, maar je hebt er wel last van. Wat doe je dan? 1. Zeg de naam. 2. Zeg wat de ander doet. 3. Zeg wat je er van vindt. 4. Zeg wat je wilt. We gaan hier direct mee oefenen. Als iemand toch door gaat, dan moet je het iets sterker zeggen. Gaat de ander door, dan zeg je dat je naar juf gaat. Als het gedrag aanhoudt dan doe je dat ook. Goed oefenen in de klas en thuis!
We ronden af door onszelf een compliment te geven over de les.